dinsdag 3 juni 2008

Een stem uit het verleden


Wij Nederlandse liberalen discussiëren al heel lang over het nut van beginselprogramma's. Tot 1917 werd de Tweede Kamer gekozen in een districtenstelsel. Er bestonden binnen de districten veel plaatselijke kiesverenigingen, maar landelijke partijen kende Nederland tot 1878 niet. In dat jaar richtte Abraham Kuyper de Antirevolutionaire Partij (ARP) op, een voor die tijd strak geleide organisatie die van meet af aan een uitgeschreven programma kende. Deze partij is in 1980 opgegaan in het CDA.

In een districtenstelsel betekent een openvallende plaats dat er in dat district nieuwe verkiezingen nodig zijn. Wat toen een 'programma' werd genoemd, gold dus vanzelfsprekend voor meerdere verkiezingen en is daarom wel te vergelijken met wat we nu een beginselprogramma noemen.

Het idee om volksvertegenwoordigers aan een programma te binden was - zeker in liberale kring - bepaald niet onomstreden. Aan de ene kant gaat het dan om het ideaal dat de leden van een volksvertegenwoordiging pas na onderlinge uitwisseling van inzichten in volle vrijheid horen af te wegen wat voor het hele land het beste is. En aan de andere kant bestonden er onder de liberalen behoorlijke meningsverschillen, zodat een programma hier ook als een splijtzwam kon werken.

Pas na een stevige verkiezingsnederlaag in 1885 werd de eerste liberale partij in Nederland opgericht: de Liberale Unie. De markante liberaal Isaäc Levy (foto) trad bij oprichting op als voorzitter. Hij herinnerde eraan dat in de oppositie belanden op zichzelf niet zo erg is, daar moet iedere partij nu eenmaal rekening mee houden: “De veerkracht die door langdurig gebruik afneemt, herwint zij allicht wanneer tijdelijke tegenspoed haar staalt.” Maar het is wel een goed moment om je op je idealen te bezinnen. Hij pareerde de kritiek dat de liberalen een duidelijk principe misten: “Aan niemand, in ons land en daarbuiten, behoeft het onbekend te wezen, dat de liberale partij 'zelfstandige verwezenlijking van den Rechtsstaat begeert' – zelfstandig in diepgaande tegenstelling met de Kerkelijke partijen, die voor het Staatsrecht bij de Openbaring ter schoole gaan.”

In die tijd betekende het woord 'partij' eerder 'richting' of 'stroming'. Omdat organisaties die aan verkiezingen meedoen het vaak in hun naam gebruikten, is het vandaag de dag een ander woord voor dat soort organisaties geworden. Om een idee te geven van de tegenstelling met de 'Kerkelijke partijen' inhield, is het aardig om artikel 2 van het toenmalige programma van de ARP te citeren:

Noch in den volkswil, noch in de wet, maar alleen in God vindt zij de bron van het souvereine gezag, en verwerpt mitsdien enerzijds het beginsel van volks-souvereiniteit; terwijl zij anderzijds de souvereiniteit van Oranje eert, als onder leiding Gods in onze geschiedenis geworteld; door de mannen van 1813 in den Nederlandschen staat tot ontwikkeling gebracht; en door de grondwet als zoodanig bevestigd.


Terzijde: tot aan de eerste puntkomma zou Mohammed B. zich hier helemaal in kunnen vinden. Je hoeft voor enge ideeën niet per se naar het buitenland; de vaderlandse geschiedenis biedt stof genoeg. Na die puntkomma kun je trouwens weer zien hoe enge ideeën in dit polderland worden ingedijkt en drooggelegd.

Het was opvallend genoeg niet de bedoeling dat de Liberale Unie ook een programma zou vaststellen. In de woorden van Levy: “Zoo jong is onze partij niet, dat zij een aanbevelingsbrief zou behoeven in de vorm van een 'programma van beginselen', noch zo arm aan daden, dat zij het recht zou missen daarheen te verwijzen.”

Dat een partij ook best zonder beginselverklaring kan bestaan, kun je vanuit de liberale traditie dus best te verdedigen. Als je het laatste citaat zorgvuldig leest, is een nieuwe beginselverklaring juist iets voor een nieuwe stroming.

Geen opmerkingen: